Het rijden gaat lekker. Om half zes ben ik van mijn logeeradres vertrokken. Dat houdt in dat ik nog een half uurtje 130 km/u kan rijden en eigenlijk daarna ook nog wel. Het is zondag en zeer rustig op de weg. Met flitsmeister aan race ik door en iets na achten rijd ik Frankrijk binnen. Aan de kant van de weg zie ik een aantal politiemotoren en een auto stilstaan. Snelheidscontrole denk ik en ik ben blij dat ik nu niet te hard rijd. Een paar tellen later zie ik de auto aankomen. De politieauto blijkt van de douane te zijn. Ze blijven naast mij rijden en ik voel het al aankomen … ja hoor. Een van de mannen wijst naar mij en de auto gaat voor mij rijden. Op de rode balk bovenop de auto lees ik in het Nederlands dat ik moet volgen. ‘Shit, ik schoot net zo lekker op. Hoe lang gaat dit duren?’, denk ik als ik achter ze aanrijd, voor mijn gevoel, een eind van de snelweg af.
Afgelopen anderhalf jaar ben ik heel vaak de grens van Frankrijk (en België en Spanje) overgegaan. Ook tijdens corona ging ik op en neer. Ik ben zelfs een keer omgereden omdat ik bang was dat ik de Franse departementen in lock down niet in zou komen vanuit België en ik een afspraak had om het voorlopig koopcontract te tekenen. Nooit ben ik aangehouden. Het verbaasde mij dat ik in coronatijd nergens politie zag, terwijl je volgens de media toch echt niet naar het buitenland kon of mocht rijden. Van die bangmakerij heb ik mij nooit wat aangetrokken. Nu ik dit typ besef ik mij dat het niet klopt. Eén keer stond er in coronatijd politie of douane, in ieder geval een man in zo’n uniform, bij het tolpoortje direct na de grens. Met zoon en gezin kwam ik uit Noord Spanje. De man in uniform hield ons staande en vroeg waar wij vandaan kwamen. Uh, wat denk je zelf. We komen net de grens over vanuit Spanje. Waar zouden wij dan vandaan komen? Duhe. Natuurlijk antwoordden wij braaf dat wij uit Spanje kwamen, je wilt zo’n Franse macho-man niet tegen de haren in strijken nietwaar. Verder wilde hij nog weten hoe lang wij daar waren geweest en daarna konden wij verder rijden.
Na een tijdje komen wij bij een tankstation. De douane-auto voor mij stopt en ik parkeer erachter. Drie mannen komen uit de auto op mij aflopen. Ik open de deur en wil uitstappen. Dat blijkt niet de bedoeling. Een van de mannen gebaard dat ik moet blijven zitten. Hij vraagt of ik Engels spreek. Mooi makkelijk, wel jammer dat ik zo mijn Frans niet kan oefenen. Het vragenvuur begint. Waarom ik naar Frankrijk ga, waar ik ben geweest en wat ik in de auto heb. Braaf geef ik antwoord en wijs naar de achterbank waar het campingbedje en matras van mijn dochter liggen. Het gezin komt in augustus op bezoek en ik neem vast wat spullen mee, vertel ik. Waarop de beste man vraagt of ik drugs bij mij heb. Serieus? Nee meneer dat heb ik niet. Ik ben oma zeg. Kom nou.
Ik moet uitstappen en achter de auto gaan staan. Een oudere man, mijn leeftijd, komt naast mij staan en vertelt dat ik moet blijven staan terwijl mijn auto wordt onderzocht. De man die mij ondervroeg duikt in mijn kofferbak en de andere kerel loopt naar de passagierskant en pakt mijn handtas uit de auto. Nog net kan ik mijn commentaar inslikken. Ik wilde dat jochie, want dat zijn die twee in mijn ogen, eigenlijk luid en duidelijk vertellen dat hij niet ongevraagd aan mijn handtas mag zitten. Maar ja … douanecontrole … dan werkt dat blijkbaar zo. Mijn paspoort haalt hij uit mijn tas en deze wordt gecontroleerd door de man naast mij.
De man die mijn kofferbak controleert zet de bak met duplo-blokken terug en trekt een dichtgevouwen doos uit de auto. Hij opent deze en … stuit op pakken luiers.
Ik moet mijn best doen niet hardop te lachen. De doos gaat terug de auto in en ik mag gaan. Grijnzend zeg ik de mannen gedag en lachend vervolg mijn route naar huis. Wat een vangst: een oma met luiers.
Reactie plaatsen
Reacties